Alquilar (huren) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Alquilar (huren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Alquilar - Vervoeging van huren in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Alquilar (huren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Vivienda y alojamiento (Huisvesting en accommodatie)

Vervoeging van huren in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
yo alquilo ik huur
tú alquilas jij huurt
él/ella alquila hij huurt
nosotros/nosotras alquilamos wij huren
vosotros/vosotras alquiláis jullie huren
ellos/ellas alquilan zij huren

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo alquilo un coche para el fin de semana. Ik huur een auto voor het weekend.
Tú alquilas una bici en el parque. Jij huurt een fiets in het park.
Él alquila un apartamento cerca de la playa. Hij huurt een appartement vlakbij het strand.
Nosotras alquilamos un salón para la fiesta. Wij huren een zaal voor het feest.
Vosotros alquiláis una casa en el campo. Jullie huren een huis op het platteland.
Ellos alquilan trajes para la boda. Zij huren pakken voor de bruiloft.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

alquilo, alquilas, alquiláis, alquila, alquilamos, alquilan

1.
Ellos ... trajes para la boda.
(Zij huren pakken voor de bruiloft.)
2.
Tú ... una bici en el parque.
(Jij huurt een fiets in het park.)
3.
Él ... un apartamento cerca de la playa.
(Hij huurt een appartement vlakbij het strand.)
4.
Nosotras ... un salón para la fiesta.
(Wij huren een zaal voor het feest.)
5.
Vosotros ... una casa en el campo.
(Jullie huren een huis op het platteland.)
6.
Yo ... un coche para el fin de semana.
(Ik huur een auto voor het weekend.)