Abrir (openen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Abrir (openen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Abrir - Vervoeging van openen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatieve wijs (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Abrir (openen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Muebles (Meubilair)

Vervoeging van abrir in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
(yo) abro ik open
(tú) abres jij opent
(él/ella) abre hij/zij opent
(nosotros/nosotras) abrimos wij openen
(vosotros/vosotras) abrís jullie openen
(ellos/ellas) abren zij openen

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo abro la ventana en el salón. Ik open het raam in de woonkamer.
Tú abres la puerta del dormitorio. Jij opent de slaapkamerdeur.
Él abre el armario limpio ahora. hij opent de schone kast nu
Nosotros abrimos las ventanas del comedor. Wij openen de ramen van de eetkamer.
Vosotros abrís la lámpara en la habitación. Jullie openen de lamp in de kamer.
Ellos abren la sala y limpian la mesa. zij openen de zaal en maken de tafel schoon

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

abrís, abres, abrimos, abre, abro, abren

1.
Nosotros ... las ventanas del comedor.
(Wij openen de ramen van de eetkamer.)
2.
Tú ... la puerta del dormitorio.
(Jij opent de slaapkamerdeur.)
3.
Yo ... la ventana en el salón.
(Ik open het raam in de woonkamer.)
4.
Vosotros ... la lámpara en la habitación.
(Jullie openen de lamp in de kamer.)
5.
Él ... el armario limpio ahora.
(Hij opent de schone kast nu)
6.
Ellos ... la sala y limpian la mesa.
(Zij openen de zaal en maken de tafel schoon)