Abrir (openen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Abrir (openen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Abrir - Vervoeging van openen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatieve wijs (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Abrir (openen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Muebles (Meubilair)

Vervoeging van abrir in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
yo abro ik open
tú abres jij opent
él/ella abre hij opent
nosotros/nosotras abrimos wij openen
vosotros/vosotras abrís jullie openen
ellos/ellas abren zij openen

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo abro la puerta todas las mañanas. Ik open de deur elke ochtend.
Tú abres la ventana cuando hace calor. Jij doet het raam open als het warm is.
Ella abre el libro para estudiar. Zij opent het boek om te studeren.
Nosotros abrimos el regalo con emoción. Wij openen het cadeau met opwinding.
Vosotros abrís las botellas de vino. Jullie openen de wijnflessen.
Ellos abren el negocio a las nueve. Zij openen de zaak om negen uur.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

abrís, abres, abrimos, abre, abro, abren

1.
Nosotros ... el regalo con emoción.
(Wij openen het cadeau met opwinding.)
2.
Tú ... la ventana cuando hace calor.
(Jij doet het raam open als het warm is.)
3.
Yo ... la puerta todas las mañanas.
(Ik open de deur elke ochtend.)
4.
Vosotros ... las botellas de vino.
(Jullie openen de wijnflessen.)
5.
Ella ... el libro para estudiar.
(Zij opent het boek om te studeren.)
6.
Ellos ... el negocio a las nueve.
(Zij openen de zaak om negen uur.)