A2.9: Papierwerk en bureaucratie - herhalingsoefeningen

Deze oefeningen kunnen samen met de docent worden gedaan om de les te beginnen.

Terug naar les

Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.

Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

muy, lo rápido, Lo único, porque, Lo bueno

1.
... es que tenemos todo el día para descansar.
(Het goede is dat we de hele dag hebben om uit te rusten.)
2.
Visitamos la plaza ... nos gusta su historia.
(We bezochten het plein omdat we van de geschiedenis ervan houden.)
3.
Me sorprende ... que resuelven los problemas.
(Het verbaast me hoe snel ze problemen oplossen.)
4.
Las rutas en bicicleta son ... fáciles de seguir.
(De fietsroutes zijn heel gemakkelijk te volgen.)
5.
... que no me gusta es que hay mucho tráfico.
(Het enige dat ik niet leuk vind is dat er veel verkeer is.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Alquilado


Verhuurd

2

El número de habitación


Het kamernummer

3

El monumento


Het monument

4

La dirección


De richting

5

La salida


De uitgang

Oefening 3: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

necesita, muestra, han ido, ha perdido, necesitan

1.
... cancelar el alquiler si hay problema.
(Ze moeten de huur opzeggen als er een probleem is.)
2.
... el seguro de viaje hoy.
(Hij is vandaag zijn reisverzekering kwijtgeraakt.)
3.
... el depósito antes de alquilar.
(U heeft een aanbetaling nodig voordat u huurt.)
4.
... a la comisaría tras gastar dinero perdido.
(Ze zijn naar het politiebureau gegaan nadat ze verloren geld hadden uitgegeven.)
5.
Ella ... la instrucción para abrocharse el cinturón.
(Zij toont de instructie om de veiligheidsgordel vast te maken.)

Oefening 4: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Por favor, muestra la tarjeta de embarque antes de pasar el control.
Toon alstublieft de instapkaart voordat u door de controle gaat.
2. ¿Por qué visitar ese monumento es tan popular en la ciudad?
Waarom is het zo populair om dat monument in de stad te bezoeken?
3. Ellas han facturado sus bolsas antes del vuelo.
Zij hebben hun tassen ingecheckt voor de vlucht.
4. Tú has robado la llave del alojamiento.
Jij hebt de sleutel van de accommodatie gestolen.
5. Él renta un coche con carné de conducir.
Hij huurt een auto met een rijbewijs.