10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Spaans A2.6: Op hotel - herhalingsoefeningen

Deze oefeningen kunnen samen met de docent worden gedaan om de les te beginnen.

Terug naar les

Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.

Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

Abróchense, Escuchen, para, desde

1. Punto de inicio: Me siento relajado ... que llegamos al hotel.

Me siento relajado desde que llegamos al hotel.
(Vertaling laden...)

2. Escuchar (Uds): ... las instrucciones del piloto en todo momento.

Escuchen las instrucciones del piloto en todo momento.
(Vertaling laden...)

3. Punto de inicio: Él ha reservado su vuelo ... la agencia de viajes.

Él ha reservado su vuelo desde la agencia de viajes.
(Vertaling laden...)

4. El servicio está cancelado ... todos los turistas mañana.

El servicio está cancelado para todos los turistas mañana.
(De service is geannuleerd voor alle toeristen morgen.)

5. Abrocharse (Uds): ... los cinturones en este momento.

Abróchense los cinturones en este momento.
(Vertaling laden...)

Oefening 2: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. ¡abróchémonos los bañadores para el viaje!
Laten we onze badkleding vastmaken voor de reis!
2. ¡confirma el vuelo en la agencia de viajes!
bevestig de vlucht bij het reisbureau!
3. ¡facturen las maletas en dos horas!
check de koffers over twee uur in!
4. ¡busca las gafas de sol en la maleta!
zoek de zonnebril in de koffer!
5. Haz una reserva en el hostal para asegurarte de tener alojamiento durante el viaje.
Maak een reservering in het hostel om ervoor te zorgen dat je tijdens de reis accommodatie hebt.

Oefening 3: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Zij hebben de stad bezocht
Ellos han visitado la ciudad
2. Meneer, volg de instructies van de stewardess en maak het u comfortabel tijdens de vlucht.
Señor, siga las instrucciones de la azafata y póngase cómodo durante el vuelo.
3. bevestig de vlucht bij het reisbureau!
¡confirma el vuelo en la agencia de viajes!
4. Zij weten een ticket te kopen bij het reisbureau.
Ellos saben comprar un billete en la agencia de viajes.
5. check de koffers over twee uur in!
¡facturen las maletas en dos horas!