10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Spaans A2.3: Accommodatie zoeken - herhalingsoefeningen

Deze oefeningen kunnen samen met de docent worden gedaan om de les te beginnen.

Terug naar les

Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.

Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

muerto, desde, hasta

1. Punto de inicio: Él ha reservado su vuelo ... la agencia de viajes.

Él ha reservado su vuelo desde la agencia de viajes.
(Hij heeft zijn vlucht geboekt bij het reisbureau.)

2. Punto de inicio: Me siento relajado ... que llegamos al hotel.

Me siento relajado desde que llegamos al hotel.
(Ik voel me ontspannen sinds we in het hotel zijn aangekomen.)

3. Punto final: Estoy de vacaciones en Roma ... el domingo.

Estoy de vacaciones en Roma hasta el domingo.
(Ik ben op vakantie in Rome tot zondag.)

4. Morir: Tranquila que nadie ha ....

Tranquila que nadie ha muerto.
(Rustig, niemand is overleden.)

5. Punto final: La oficina de turismo ofrece información ... las seis de la tarde.

La oficina de turismo ofrece información hasta las seis de la tarde.
(Vertaling laden...)

Oefening 2: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Tú has deshecho el itinerario de la excursión desde temprano.
Je hebt de reisroute van de excursie al vroeg ongedaan gemaakt.
2. Ellos han visitado la ciudad
Zij hebben de stad bezocht
3. Tú has llenado todos los datos para la excursión.
Je hebt alle gegevens voor de excursie ingevuld.
4. Tú has viajado a muchos países.
Jij hebt naar veel landen gereisd.
5. Tengo planes de viajar desde Madrid hasta Barcelona.
Ik heb plannen om van Madrid naar Barcelona te reizen.

Oefening 3: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Ik heb plannen om van Madrid naar Barcelona te reizen.
Tengo planes de viajar desde Madrid hasta Barcelona.
2. Je hebt de reisroute van de excursie al vroeg ongedaan gemaakt.
Tú has deshecho el itinerario de la excursión desde temprano.
3. Je hebt alle gegevens voor de excursie ingevuld.
Tú has llenado todos los datos para la excursión.
4. Ik ga naar het toeristenkantoor om een kaartje te kopen van Madrid naar Barcelona.
Voy a la oficina de turismo para comprar un billete desde Madrid hasta Barcelona.
5. Zij hebben de stad bezocht
Ellos han visitado la ciudad