A2.2: Je bagage pakken - herhalingsoefeningen

Deze oefeningen kunnen samen met de docent worden gedaan om de les te beginnen.

Terug naar les

Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.

Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

dice que le, para, es vista, preferimos, dice que (ella)

1.
Nosotros ... ir al cine que ver una exposición.
(Wij geven de voorkeur aan naar de bioscoop gaan boven een tentoonstelling bekijken.)
2. Eva: "Recibo una invitación":
Eva ... recibe una invitación.
(Eva zegt dat zij een uitnodiging krijgt.)
3. El público ve la exposición:
La exposición ... por el público.
(De tentoonstelling wordt door het publiek bekeken.)
4.
Tengo planes ... viajar a París el próximo mes.
(Ik heb plannen om volgende maand naar Parijs te reizen.)
5. Ana: "Me encanta el museo":
Ana ... encanta el museo.
(Ana zegt dat ze van het museum houdt.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

El destino


De bestemming

2

Relajado


Ontspannen

3

El mar


De zee

4

Tener planes


Plannen hebben

5

El vuelo


De vlucht

Oefening 3: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

habéis dicho, ha planeado, he dicho, han dicho, has dicho

1.
... que el vuelo será por la mañana.
(Je hebt gezegd dat de vlucht 's ochtends zal zijn.)
2.
... que quiero ir a la playa este verano.
(Ik heb gezegd dat ik deze zomer naar het strand wil gaan.)
3.
... visitar la playa y el mar mañana.
(Hij heeft gepland morgen het strand en de zee te bezoeken.)
4.
... que tenéis planes para la isla.
(Jullie hebben gezegd dat jullie plannen hebben voor het eiland.)
5.
... que el guía turístico es muy amable.
(Ze hebben gezegd dat de gids erg vriendelijk is.)

Oefening 4: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Prefiero unas vacaciones relajaditas para desconectar del trabajo.
Ik geef de voorkeur aan een ontspannen vakantie om even los te komen van het werk.
2. El viaje para la playa será en coche este fin de semana.
De reis naar het strand zal dit weekend met de auto zijn.
3. Vamos para la isla el próximo verano en ferry.
We gaan volgende zomer met de veerboot naar het eiland.
4. He reservado un vuelo para ir a las islas Baleares este verano.
Ik heb een vlucht geboekt om deze zomer naar de Balearen te gaan.
5. Han visitado muchos lugares turísticos en la ciudad.
Ze hebben veel toeristische plekken in de stad bezocht.