A2.16: Naar een concert gaan - herhalingsoefeningen

Deze oefeningen kunnen samen met de docent worden gedaan om de les te beginnen.

Terug naar les

Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.

Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

trabajaba, atendían, hicieron, explicaba, escribían, votabas

1. Hacer (ellos):
Hace una semana, ... una reunión sobre las elecciones.
(Een week geleden hielden ze een vergadering over de verkiezingen.)
2. Trabajar:
El gobierno ... todos los días para el país.
(De regering werkte elke dag voor het land.)
3. Votar:
Tú ... cada año en las elecciones.
(Jij stemde elk jaar bij de verkiezingen.)
4. Explicar, Escribir:
Mientras el profesor ..., los alumnos ... notas.
(Terwijl de leraar uitlegde, schreven de leerlingen aantekeningen.)
5. Atender:
Los médicos ... a muchos pacientes cada día.
(De dokters verzorgden elke dag veel patiënten.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Hacer errores


Fouten maken

2

Llamar a la policia


De politie bellen

3

Desarrollar


Ontwikkelen

4

Hacer un pago electrónico


Een elektronische betaling doen

5

El (primer) ministro


De (eerste) minister

Oefening 3: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

votabas, venía, ayudabais, hicisteis, usasteis

1.
Vosotros ... a la cruz roja en casos de emergencia.
(Jullie hielpen het Rode Kruis in noodgevallen.)
2.
... un cheque para comprar el producto.
(Jullie maakten een cheque om het product te kopen.)
3.
Tú ... por el partido político nuevo.
(Je stemde op de nieuwe politieke partij.)
4.
Él ... al colegio con mucha ilusión cada día.
(Hij kwam elke dag met veel zin naar school.)
5.
... la moneda local para comprar.
(Jullie gebruikten de lokale munt om te kopen.)

Oefening 4: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Se inscribieron en la misma escuela primaria.
Ze schreven zich in bij dezelfde basisschool.
2. Tú te has graduado y tienes planes de viajar.
Je bent afgestudeerd en je hebt plannen om te reizen.
3. El ejército participó en la seguridad durante las elecciones pasadas.
Het leger nam deel aan de beveiliging tijdens de laatste verkiezingen.
4. Yo llamaba siempre rápido cuando alguien tenía una emergencia.
Ik belde altijd snel wanneer iemand een noodgeval had.
5. El aula estaba siempre llena de estudiantes interesados y atentos.
Het klaslokaal was altijd vol met geïnteresseerde en aandachtige studenten.