10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Spaans A1.44: Muziek en kunst - herhalingsoefeningen

Deze oefeningen kunnen samen met de docent worden gedaan om de les te beginnen.

Terug naar les

Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.

Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

desde, De vez en cuando, Todos, Todavía, ha comido

1. Comer: Ella ... un plato de pasta en el restaurante italiano.

Ella ha comido un plato de pasta en el restaurante italiano.
(Vertaling laden...)

2. ... los días practico el atletismo.

Todos los días practico el atletismo.
(Vertaling laden...)

3. Salimos ... la universidad y vamos hacia el parque.

Salimos desde la universidad y vamos hacia el parque.
(Vertaling laden...)

4. ... no he pintado nada hoy.

Todavía no he pintado nada hoy.
(Vertaling laden...)

5. ... nos gusta jugar al tenis, cuando nos apetece.

De vez en cuando nos gusta jugar al tenis, cuando nos apetece.
(Vertaling laden...)

Oefening 2: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Vosotros nadáis en el río cerca de la villa.
Jullie zwemmen in de rivier dichtbij het dorp.
2. Has tomado el tren a la oficina.
Je hebt de trein naar kantoor genomen.
3. Habéis tocado el piano en la escuela.
Jullie hebben piano gespeeld op school.
4. Él juega con sus amigos en el parque.
Hij speelt met zijn vrienden in het park.
5. Para llegar al parque, toma la primera calle a la izquierda.
Om bij het park te komen, neem je de eerste straat links.

Oefening 3: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Zij hebben een kleurrijke muurschildering gemaakt.
Ellos/ellas han dibujado un mural colorido.
2. Ik ga elke dag te voet naar de universiteit.
Voy a la universidad todos los días a pie.
3. Jij hebt een artikel over karate gelezen.
Tú has leído un artículo acerca del karate.
4. Jullie hebben piano gespeeld op school.
Habéis tocado el piano en la escuela.
5. Hij traint in de sportschool.
Él hace ejercicio en el gimnasio.