A1.44: Vrijdagavond uit - herhalingsoefeningen

Deze oefeningen kunnen samen met de docent worden gedaan om de les te beginnen.

Terug naar les

Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.

Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

desde, De vez en cuando, Todos, Todavía, ha comido

1. Comer:
Ella ... un plato de pasta en el restaurante italiano.
(Ze heeft een bord pasta gegeten in het Italiaanse restaurant.)
2.
... los días practico el atletismo.
(Elke dag doe ik aan atletiek.)
3.
Salimos ... la universidad y vamos hacia el parque.
(We vertrekken vanaf de universiteit en gaan naar het park.)
4.
... no he pintado nada hoy.
(Ik heb vandaag nog niets geschilderd.)
5.
... nos gusta jugar al tenis, cuando nos apetece.
(Af en toe spelen we graag tennis, wanneer we daar zin in hebben.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Volver


Terugkeren

2

Correr


Rennen

3

El autobús


De bus

4

La bebida


Het drankje

5

Encontrar


Vinden

Oefening 3: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

escucho, viajamos, he leído, has escrito, habéis comido

1.
... un libro en mi tiempo libre.
(Ik heb in mijn vrije tijd een boek gelezen.)
2.
Yo ... música en mi tiempo libre.
(Ik luister naar muziek in mijn vrije tijd.)
3.
... una nota sobre la fotografía.
(Je hebt een notitie geschreven over de fotografie.)
4.
... en la pizzería y tomado la bebida.
(Jullie hebben in de pizzeria gegeten en iets gedronken.)
5.
Nosotros ... en coche a la playa.
(Wij zijn met de auto naar het strand gereisd.)

Oefening 4: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Él hace ejercicio en el gimnasio.
Hij traint in de sportschool.
2. Voy en autobús hacia el centro todos los días.
Ik ga elke dag met de bus naar het centrum.
3. Ellos dibujan un mapa para la clase.
Zij tekenen een kaart voor de les.
4. A veces hago gimnasia para mantenerme en forma.
Soms doe ik gymnastiek om in vorm te blijven.
5. Has tomado el tren a la oficina.
Je hebt de trein naar kantoor genomen.