Spaans A1.43: Routebeschrijving vragen en geven - herhalingsoefeningen

Deze oefeningen kunnen samen met de docent worden gedaan om de les te beginnen.

Terug naar les

Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.

Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

hacia, Mañana, habéis tomado, ha comido, desde

1.
Salimos ... la universidad y vamos hacia el parque.
(We vertrekken vanaf de universiteit en gaan naar het park.)
2.
... voy a hacer un dibujo, porque hoy estoy cansada.
(Morgen ga ik een tekening maken, want vandaag ben ik moe.)
3. Comer:
Ella ... un plato de pasta en el restaurante italiano.
(Zij heeft een bord pasta gegeten in het Italiaanse restaurant.)
4. Tomar:
Vosotros ... el menú para leerlo.
(Jullie hebben het menu gepakt om het te lezen.)
5.
Vamos ... el norte mañana.
(We gaan morgen naar het noorden.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

La cafetería


De cafetaria

2

La gasolinera


Het benzinestation

3

El fútbol


Voetbal

4

Las urgencias


De spoedeisende hulp

5

La bebida


Het drankje

Oefening 3: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

juego, conduce, hemos sido, hemos bebido, viajáis

1.
... fans del ciclismo desde siempre
(We zijn altijd al fans van wielrennen geweest)
2.
Nosotras ... café en la oficina.
(Wij hebben koffie gedronken op kantoor.)
3.
... al fútbol.
(Ik speel voetbal.)
4.
... al aeropuerto en taxi.
(Jullie gaan naar de luchthaven met de taxi.)
5.
... el autobús a la escuela.
(Hij bestuurt de bus naar school.)

Oefening 4: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. La comisaría siempre está abierta para emergencias.
Het politiebureau is altijd open voor noodgevallen.
2. Los camareros han preparado los platos en el restaurante.
De obers hebben de gerechten klaargemaakt in het restaurant.
3. A menudo miro los dibujos de Juan cuando tengo tiempo libre.
Ik kijk vaak naar Juan's tekeningen wanneer ik vrije tijd heb.
4. Los trenes en España son muy rápidos.
De treinen in Spanje zijn erg snel.
5. Siempre juego al fútbol en el gimnasio.
Ik speel altijd zaalvoetbal in de sportschool.