10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Spaans A1.37: Zorgen voor je huisdier. - herhalingsoefeningen

Deze oefeningen kunnen samen met de docent worden gedaan om de les te beginnen.

Terug naar les

Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.

Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

pongo, Hay unos, Hay unas, está cultivando, estoy cultivando

1. ... lámparas en el pasillo.

Hay unas lámparas en el pasillo.
(Vertaling laden...)

2. Cultivar: Mi abuela ... plantas en el jardín.

Mi abuela está cultivando plantas en el jardín.
(Mijn oma is planten aan het kweken in de tuin.)

3. ... dormitorios limpios aquí.

Hay unos dormitorios limpios aquí.
(Vertaling laden...)

4. Cultivar: Yo ... un cactus en mi terraza.

Yo estoy cultivando un cactus en mi terraza.
(Ik ben een cactus aan het kweken op mijn terras.)

5. Poner: Yo ... el radiador en la habitación para calentarla.

Poner: Yo pongo el radiador en la habitación para calentarla.
(Vertaling laden...)

Oefening 2: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Vosotros reserváis un coche para el viaje.
Jullie reserveren een auto voor de reis.
2. Ellos traen sus mochilas a la escuela.
Zij nemen hun rugzakken mee naar school.
3. Vosotros abrís las botellas de vino.
Jullie openen de wijnflessen.
4. Nosotros secamos los vasos.
Wij drogen de glazen af.
5. Ellos calientan el vaso.
Zij verwarmen het glas.

Oefening 3: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Wij delen onze reiservaringen.
Nosotros compartimos nuestras experiencias de viaje.
2. Zij verwarmen het glas.
Ellos calientan el vaso.
3. Jullie openen de wijnflessen.
Vosotros abrís las botellas de vino.
4. Jij zaait de zaden.
Tú siembras las semillas.
5. Hij zet de televisie uit nadat hij ernaar heeft gekeken.
Él apaga el televisor después de verlo.