A1.35: Huisvesting en accommodatie - herhalingsoefeningen

Deze oefeningen kunnen samen met de docent worden gedaan om de les te beginnen.

Terug naar les

Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.

Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

traigo, cerca de la, dentro de la, hay, caliento

1. Al lado:
: El tenedor está ... cuchara.
(De vork is dicht bij de lepel.)
2.
No ... escaleras en el garaje.
(Er zijn geen trappen in de garage.)
3.
Calentar: Yo ... el radiador porque tengo frío.
(Verwarmen: Ik verwarm de radiator omdat ik het koud heb.)
4.
Traer: Yo ... la comida del microondas a la mesa para cenar.
(Brengen: Ik breng het eten van de magnetron naar de tafel om te dineren.)
5. En el interio:
: La servilleta está ... cesta.
(De servet is in het mandje.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Toser


Hoesten

2

El plato


Het bord

3

La lámpara


De lamp

4

El cuchillo


Het mes

5

La ventana


Het raam

Oefening 3: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

cortamos, limpio, abrís, abres, abrimos

1.
Nosotros ... la carne para el bol.
(Wij snijden het vlees voor de kom.)
2.
Tú ... la puerta del dormitorio.
(Je opent de deur van de slaapkamer.)
3.
Nosotros ... las ventanas del comedor.
(Wij openen de ramen van de eetkamer.)
4.
Vosotros ... la lámpara en la habitación.
(Jullie doen de lamp in de kamer aan.)
5.
Yo ... el salón cada día para convivir bien.
(Ik maak elke dag de woonkamer schoon om goed samen te leven.)

Oefening 4: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Hay una cocina moderna con ventana al jardín.
Er is een moderne keuken met uitzicht op de tuin.
2. Ellos traen las copas de vino a la mesa.
Zij brengen de wijnglazen naar de tafel.
3. Hay un comedor amplio con mucha luz natural en esta casa.
Er is een ruime eetkamer met veel natuurlijk licht in dit huis.
4. Yo pongo los platos sucios en el lavaplatos después de cenar.
Ik zet de vuile borden in de vaatwasser na het avondeten.
5. El cuchillo está al lado del tenedor en la mesa.
Het mes ligt naast de vork op de tafel.