10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Spaans A1.11: Seizoenen, maanden en delen van het jaar - herhalingsoefeningen

Deze oefeningen kunnen samen met de docent worden gedaan om de les te beginnen.

Terug naar les

Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.

Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)

Instructie: Kies het juiste woord, lees de zin hardop voor en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling

Cuántos, húmedo, soleado, viven, vivís

1. El clima en la selva es muy ....

El clima en la selva es muy húmedo.
(Het klimaat in het oerwoud is erg vochtig.)

2. Ellos ... con sus padres.

Ellos viven con sus padres.
(Vertaling laden...)

3. Hoy está .... Hace buen tiempo.

Hoy está soleado. Hace buen tiempo.
(Vandaag is het zonnig. Het is mooi weer.)

4. Vosotros ... en una ciudad.

Vosotros vivís en una ciudad.
(Vertaling laden...)

5. ¿... libros lees cada mes?

¿Cuántos libros lees cada mes?
(Vertaling laden...)

Oefening 2: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Nosotros preparamos un picnic para el sábado.
Wij bereiden een picknick voor zaterdag voor.
2. Te quiero, eres mi mejor amigo.
Ik hou van je, je bent mijn beste vriend.
3. Tú confías en tus amigos.
Jij vertrouwt op je vrienden.
4. Tú quedas con juan casa esta noche, ¿verdad?
Jij blijft vanavond bij Juan thuis, toch?
5. Nosotros discutimos el plan de viaje mañana.
Wij bespreken het reisplan morgen.

Oefening 3: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder en gebruik ze in een gesprek of tekst.

1. Vandaag is het maandag en ik ga de zonsopgang bekijken.
Hoy es lunes y voy a ver el amanecer.
2. Wij studeren samen in het weekend.
Nosotros estudiamos juntos los fines de semana.
3. Hoe oud ben ...?
¿Cuántos años tienes tú?
4. Zij vieren hun huwelijksverjaardag.
Ellos celebran el aniversario de su boda.
5. Wij bereiden een picknick voor zaterdag voor.
Nosotros preparamos un picnic para el sábado.