10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Bijwoordelijke bijzinnen van: plaats, wijze, oorzaak, doel

Uitleg van ondergeschikte bijwoordelijke bijzinnen van plaats, wijze, oorzaak en doel.

Gramática: Oracones subordinadas adverbiales de: lugar, modo, causa, finalidad

B1 Spaans Ondergeschikte bijzinnen bijwoorden

Niveau: B1

Module 5: Vida adulta (Volwassen leven)

Les 31: Planes de jubilación (Pensioenplannen)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio met vertalingen

  1. Ondergeschikte zinnen van plaats geven de plaats aan waar de actie plaatsvindt. De meest voorkomende voegwoorden zijn: "donde", "en el lugar en que".
  2. Bijzinnen van wijze drukken de manier uit waarop de hoofdzake wordt uitgevoerd. De meest voorkomende verbindingswoorden zijn: "como", "de la forma en que".
  3. Causale bijzinzinnen verklaren de oorzaak of reden waarom de hoofdhandeling plaatsvindt. De meest gebruikelijke verbindingen zijn: "porque", "ya que".
  4. De finale bijzinnen geven het doel of de bedoeling van de hoofdhandeling aan. De meest voorkomende voegwoorden zijn "para que", "a fin de que".
UsoExpresiónEjemplo
 Lugar Donde / en el lugar en queEl jubilado se mudó al lugar en que siempre soñaba jubilarse anticipadamente. (De gepensioneerde verhuisde naar de plek waar hij altijd al droomde vervroegd met pensioen te gaan.)
ModoComo / de la forma en queSe deben cotizar los pagos como lo indica la ley para garantizar una jubilación justa. (De betalingen moeten worden geciteerd zoals de wet voorschrijft om een eerlijk pensioen te garanderen.)
 CausaPorque / ya queLa empresa ofrece un plan de inversión especial porque quiere promover la jubilación anticipada. (Het bedrijf biedt een speciaal investeringsplan aan omdat het vervroegd pensioen wil bevorderen.)
 Finalidad Para que/ a fin de queLa empresa aumentará la inversión en formación a fin de que sus trabajadores tengan un futuro más estable. (Het bedrijf zal de investering in opleiding verhogen zodat zijn werknemers een stabielere toekomst hebben.)

Oefening 1: Bijwoordelijke bijzinnen van: plaats, wijze, oorzaak, doel

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

donde, ya que, al lugar en que, como, a fin de que, de la forma en que

1. Modo:
El sueldo se pagará ... se haya acordado con los empleados para garantizar una relación estable.
(Het salaris zal worden uitbetaald op de wijze die met de werknemers is overeengekomen om een stabiele relatie te garanderen.)
2. Lugar:
El trabajador se mudó ... podrá jubilarse de forma anticipada.
(De werknemer is verhuisd naar de plek waar hij vervroegd met pensioen kan gaan.)
3. Final:
La empresa organiza cursos de educación financiera ... los empleados sepan cómo cotizar de forma adecuada para su jubilación.
(Het bedrijf organiseert cursussen financiële educatie zodat de medewerkers weten hoe ze op een correcte manier kunnen sparen voor hun pensioen.)
4. Lugar:
La empresa construirá su nueva oficina ... la inversión sea más rentable.
(Het bedrijf zal zijn nieuwe kantoor bouwen waar de investering het meest rendabel is.)
5. Modo:
Los nuevos procedimientos se implementarán ... el director los establezca para mantener la empresa estable.
(De nieuwe procedures zullen worden geïmplementeerd op de manier die de directeur bepaalt om het bedrijf stabiel te houden.)
6. Causal:
Los trabajadores no aceptaron la propuesta ... no incluía la opción de jubilarse de forma anticipada.
(De arbeiders accepteerden het voorstel niet omdat het niet de mogelijkheid tot vervroegd pensioen omvatte.)
7. Lugar:
El equipo se reunirá ... se celebró la última conferencia.
(Het team zal samenkomen waar de laatste conferentie werd gehouden.)
8. Modo:
Se deben cotizar los pagos ... lo establece la ley para asegurar una jubilación justa.
(De betalingen moeten worden aangegeven zoals de wet voorschrijft om een rechtvaardig pensioen te verzekeren.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

para que


zodat

2

donde


waar

3

como


zoals

4

de la forma en que


op de manier waarop