- In de bevestigende vorm wordt het voornaamwoord aan het werkwoord vastgemaakt en vormen ze één woord.
- In negatieve zinnen wordt het voornaamwoord voor de werkwoord geplaatst.
- Bij de imperatieven met „wij” wordt de laatste „s” weggelaten voordat „nos” wordt toegevoegd.
Uso | Ejemplo |
---|---|
Afirmativo | ¡Cúrate la herida antes de salir! (¡Behandel de wond voordat je weggaat!) |
Negativo | ¡No te rompas el hueso saltando del muro! (¡Breek je geen been door van de muur te springen!) |
Imperativos con "nosotros" | ¡Cuidémonos la piel con protector solar! (¡Laten we ons huid beschermen met zonnebrandcrème!) |
Oefening 1: Modo imperativo y pronombres
Instructie: Vul het juiste woord in.
Relajémonos, No me la pongas, No te rompas, No te caigas, Cúrate, Dime, Cuidémonos, Hazte
1.
Caerse (tú):
... por las escaleras sino podrías lastimarte la rodilla.
(Val niet van de trap, want dan kun je je knie bezeren.)
2.
Hacerse (tú):
... una revisión médica si sientes dolor en el tobillo.
(Laat je medisch onderzoeken als je pijn in je enkel voelt.)
3.
Decir (tú):
... si te duele el codo después de la caída.
(Zeg me of je elleboog pijn doet na de val.)
4.
Romperse (tú):
... el hueso saltando desde el techo.
(Breek het bot niet als je van het dak springt.)
5.
Ponerse (tú):
... en la herida sin desinfectar primero.
(Breng het niet op de wond aan zonder deze eerst te ontsmetten.)
6.
Curarse (tú):
... la herida antes de que se infecte.
(Verzorg de wond voordat deze geïnfecteerd raakt.)
7.
Cuidarse (nosotros):
... la piel cuando tomemos el sol.
(Laten we onze huid verzorgen als we in de zon zitten.)
8.
Relajarse (nosotros):
... los músculos después de hacer ejercicio.
(Laten we de spieren ontspannen na het sporten.)