Conector | Uso |
Además (Daarnaast) | Añadir más información (Meer informatie toevoegen) |
También (Ook) | Incluir (Opnemen) |
Igualmente (Eveneens) | Mostrar dos cosas similares (Twee vergelijkbare dingen laten zien) |
Encima (Er bovenop) | Añadir elementos negativo (Negatieve elementen toevoegen) |
Es más (Es meer) | Enfatizar algo (Iets benadrukken) |
Más aún (Meer nog) | Enfatizar algo (Iets benadrukken) |
Incluso (Inclusief) | Expresar inclusión (Uitdrukken van inclusie) |
Hasta (Tot) | Expresar inclusión (Uitdrukken van inclusie) |
Oefening 1: Conectores: además, también, es más, ...
Instructie: Vul het juiste woord in.
encima, es más, incluso, además, igualmente, también, hasta
1.
El grupo de amigos nos invitó a participar,... los más tímidos hablaron.
(De vriendengroep nodigde ons uit om mee te doen, zelfs de verlegenen spraken.)
2.
Los introvertidos pueden sentirse inseguros, ..., prefieren estar solos.
(Introverten kunnen zich onzeker voelen, bovendien geven ze de voorkeur aan alleen zijn.)
3.
El grupo de amigos charlaba, ... compartía fotos.
(De vriendengroep praatte, bovendien deelden ze foto’s.)
4.
La reunión fue muy aburrida y ..., nadie mostró interés por charlar.
(De vergadering was erg saai en bovendien toonde niemand interesse om te praten.)
5.
Hablar con un desconocido puede dar miedo, ..., es una buena forma de practicar.
(Met een onbekende praten kan eng zijn, maar het is ook een goede manier om te oefenen.)
6.
Este grupo de amigos es muy hablador, ..., le gusta escuchar historias.
(Deze groep vrienden is erg spraakzaam, ook luisteren ze graag naar verhalen.)
7.
Hablar en público mejora la confianza,..., ayuda a superar la inseguridad.
(In het openbaar spreken verbetert het zelfvertrouwen, bovendien helpt het om onzekerheid te overwinnen.)
8.
La dificultad para charlar desapareció rápidamente,... los introvertidos se sintieron cómodos.
(De moeilijkheid om te praten verdween snel, zelfs de introverten voelden zich op hun gemak.)