Spaans B2.7.1 Vuilnis buiten zetten: wie en wanneer?

Pedro en Eva discussiëren over wie het afval moet buitenzetten en hoe correct te recyclen thuis.

Diálogo: Sacar la basura: ¿quién y cuándo?

Pedro y Eva discuten sobre quién debe sacar la basura y cómo reciclar correctamente en casa.

Spaans B2.7.1 Vuilnis buiten zetten: wie en wanneer?

A2 Spaans

Niveau: B2

Module 1: Ciudades: ¿selva o comunidad? (Steden: jungle of gemeenschap?)

Les 7: Gestión de residuos y ecología (Afvalbeheer en ecologie)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Audio
Audio
Audio met vertalingen
Audio met vertalingen

Gesprek

1. Pedro: ¿has sacado la basura hoy? (Heb je vandaag de vuilnis buitengezet?)
2. Ana: No, se me olvidó. ¿Puedes hacerlo tú esta vez? (Nee, ik ben het vergeten. Kun je het deze keer doen?)
3. Pedro: No puedo ahora, estoy ocupada. Es tu turno hoy. (Ik kan nu niet, ik ben bezig. Het is jouw beurt vandaag.)
4. Ana: Vale, pero ¿en qué contenedor pongo el plástico? (Oké, maar in welke container doe ik het plastic?)
5. Pedro: El plástico va en el amarillo, el papel en el azul. (Plastic gaat in de gele, papier in de blauwe.)
6. Ana: ¿Y el vidrio? No estoy seguro dónde ponerlo. (En het glas? Ik weet niet zeker waar ik het moet zetten.)
7. Pedro: El vidrio va en el contenedor verde, como siempre. (Glas gaat in de container voor glas, zoals altijd.)
8. Ana: ¿Qué hacemos con los restos de comida? (Wat doen we met het voedselafval?)
9. Pedro: Se deben tirar en el orgánico, en la bolsa marrón. (Ze moeten in de gft, in de bruine zak.)
10. Ana: Sacaré todo ahora mismo. (Ik zal alles nu meteen eruit halen.)
11. Pedro: Recuerda cerrar bien las bolsas antes de sacarlas. (Vergeet niet om de zakken goed te sluiten voordat je ze buiten zet.)

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. ¿Quién saca la basura en la conversación?
  2. Wie zet het vuilnis buiten in het gesprek?
  3. ¿Dónde se debe tirar el vidrio?
  4. Waar moet je het glas weggooien?
  5. ¿Cómo se separa la basura en tu ciudad?
  6. Hoe wordt afval gescheiden in jouw stad?
  7. ¿Tienes normas de reciclaje en tu casa?
  8. Heb je regels voor recycling in je huis?

Oefening 2:

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

amarillo, vidrio, orgánico, contenedor

1.
Se deben tirar en el ..., en la bolsa marrón.
(Ze moeten in de biologische afvalcontainer, in de bruine zak.)
2.
Vale, pero ¿en qué ... pongo el plástico?
(Oké, maar in welke container moet ik het plastic doen?)
3.
¿Y el ...? No estoy seguro dónde ponerlo.
(En het glas? Ik weet niet zeker waar ik het moet plaatsen.)
4.
El plástico va en el ..., el papel en el azul.
(Plastic gaat in de gele, papier in de blauwe.)
5.
El vidrio va en el ... verde, como siempre.
(Glas gaat in de groene container, zoals altijd.)

Oefening 3: Orden de tekst

Instructie: Nummeer de zinnen in de juiste volgorde en lees hardop voor.

Toon vertaling
9
... Se deben tirar en el orgánico, en la bolsa marrón.
(Ze moeten in de biologische afvalcontainer, in de bruine zak.)
11
... Recuerda cerrar bien las bolsas antes de sacarlas.
(Vergeet niet de zakken goed dicht te maken voordat je ze buiten zet.)
6
... ¿Y el vidrio? No estoy seguro dónde ponerlo.
(En het glas? Ik weet niet zeker waar ik het moet plaatsen.)
5
... El plástico va en el amarillo, el papel en el azul.
(Plastic gaat in de gele, papier in de blauwe.)
4
... Vale, pero ¿en qué contenedor pongo el plástico?
(Oké, maar in welke container moet ik het plastic doen?)
1
1 ¿has sacado la basura hoy?
(Heb je vandaag het vuilnis buitengezet?)
7
7 El vidrio va en el contenedor verde, como siempre.
(Glas gaat in de groene container, zoals altijd.)