Trabajar (werken) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Trabajar - Vervoeging van werken in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige, indicatieve tijd (Presente, indicativo).
Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Trabajar (werken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Profesiones y estudios (Beroepen en studies)
Vervoeging van werken in de tegenwoordige tijd
Spaans | Nederlands |
---|---|
yo trabajo | ik werk |
tú trabajas | jij werkt |
él/ella trabaja | hij/zij werkt |
nosotros/nosotras trabajamos | wij werken |
vosotros/vosotras trabajáis | jullie werken |
ellos/ellas trabajan | zij werken |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Yo trabajo en una oficina. | Ik werk op een kantoor. |
Tú trabajas muy duro. | Jij werkt heel hard. |
Ella trabaja en una escuela. | Zij werkt op een school. |
Nosotros trabajamos juntos en el proyecto. | Wij werken samen aan het project. |
Vosotras trabajáis en la tienda. | Jullie werken in de winkel. |
Ellos trabajan en una fábrica. | Zij werken in een fabriek. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
trabajo, trabajamos, trabajan, trabajas, trabajáis, trabaja
1.
Vosotras ... en la tienda.
(Jullie werken in de winkel.)
2.
Ellos ... en una fábrica.
(Zij werken in een fabriek.)
3.
Tú ... muy duro.
(Jij werkt heel hard.)
4.
Ella ... en una escuela.
(Zij werkt op een school.)
5.
Yo ... en una oficina.
(Ik werk op een kantoor.)
6.
Nosotros ... juntos en el proyecto.
(Wij werken samen aan het project.)