Preparar (voorbereiden) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Preparar - Vervoeging van voorbereiden in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige, indicatieve tijd (Presente, indicativo).
Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Preparar (voorbereiden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Decir tu edad (Je leeftijd zeggen)
Vervoeging van voorbereiden in de tegenwoordige tijd
Spaans | Nederlands |
---|---|
yo preparo | ik bereid voor |
tú preparas | jij bereidt voor |
él/ella prepara | hij/zij bereidt voor |
nosotros/nosotras preparamos | wij bereiden voor |
vosotros/vosotras preparáis | jullie bereiden voor |
ellos/ellas preparan | zij bereiden voor |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Yo preparo el desayuno todos los días. | Ik maak elke dag ontbijt klaar. |
Tú preparas la mesa para la cena. | Jij dekt de tafel voor het avondeten. |
Él prepara su mochila para la escuela. | Hij maakt zijn rugzak klaar voor school. |
Nosotros preparamos un picnic para el sábado. | We bereiden een picknick voor zaterdag voor. |
Vosotros preparáis el informe para la reunión. | Jullie bereiden het verslag voor de vergadering voor. |
Ellos preparan la fiesta de cumpleaños. | Zij bereiden het verjaardagsfeest voor. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
preparamos, prepara, preparáis, preparan, preparas, preparo
1.
Él ... su mochila para la escuela.
(Hij maakt zijn rugzak klaar voor school.)
2.
Ellos ... la fiesta de cumpleaños.
(Zij bereiden het verjaardagsfeest voor.)
3.
Yo ... el desayuno todos los días.
(Ik maak elke dag ontbijt klaar.)
4.
Vosotros ... el informe para la reunión.
(Jullie bereiden het verslag voor de vergadering voor.)
5.
Nosotros ... un picnic para el sábado.
(We bereiden een picknick voor zaterdag voor.)
6.
Tú ... la mesa para la cena.
(Jij dekt de tafel voor het avondeten.)