Preparar (voorbereiden) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Preparar (voorbereiden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Preparar - Vervoeging van voorbereiden in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige, indicatieve tijd (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Preparar (voorbereiden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Decir tu edad (Je leeftijd zeggen)

Vervoeging van voorbereiden in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
(yo) preparo ik bereid voor
(tú) preparas jij bereidt voor
(él/ella) prepara hij/zij bereidt voor
(nosotros/nosotras) preparamos wij bereiden voor
(vosotros/vosotras) preparáis jullie bereiden voor
(ellos/ellas) preparan zij bereiden voor

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo preparo la tarta para el cumpleaños. Ik bereid de taart voor voor de verjaardag.
¿Tú preparas la comida familiar hoy? Jij bereidt vandaag het familiediner voor
Él prepara la fiesta con los familiares. Hij bereidt het feest voor met de familieleden.
Nosotros preparamos regalos para la edad de mamá. Wij bereiden cadeaus voor de leeftijd van mama voor.
Vosotros preparáis la fiesta de cumpleaños juntos. Jullie bereiden het verjaardagsfeest samen voor.
Ellos preparan la tarta para la familia joven. zij bereiden de taart voor de jonge familie

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

preparamos, prepara, preparáis, preparan, preparas, preparo

1.
Él ... la fiesta con los familiares.
(Hij bereidt het feest voor met de familieleden.)
2.
Ellos ... la tarta para la familia joven.
(Zij bereiden de taart voor de jonge familie)
3.
Yo ... la tarta para el cumpleaños.
(Ik bereid de taart voor voor de verjaardag.)
4.
Vosotros ... la fiesta de cumpleaños juntos.
(Jullie bereiden het verjaardagsfeest samen voor.)
5.
Nosotros ... regalos para la edad de mamá.
(Wij bereiden cadeaus voor de leeftijd van mama voor.)
6.
¿Tú ... la comida familiar hoy?
(Maak jij vandaag het familielunchmaal klaar?)