Mover (bewegen) - Pretérito imperfecto, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs)

 Mover (bewegen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Mover - Vervoeging van bewegen in het Spaans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs (Pretérito imperfecto, indicativo).

Pretérito imperfecto, indicativo (Onvoltooid verleden tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Mover (bewegen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Anatomía (Anatomie)

Vervoeging van bewegen in de onvoltooid verleden tijd

Spaans Nederlands
(yo) movía ik bewoog
(tú) movías jij bewoog
(él/ella) movía hij bewoog/zij bewoog
(nosotros/nosotras) movíamos wij bewogen
(vosotros/vosotras) movíais jullie bewogen
(ellos/ellas) movían zij bewogen

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Movía el mapa para ver el norte. Hij bewoog de kaart om het noorden te zien.
Movías la brújula cuando estábamos perdidos. Je bewoog het kompas toen we verdwaald waren.
Él movía el camping al este del río. Hij verplaatste de camping naar het oosten van de rivier.
Movíamos las mochilas hacia el oeste. We verplaatsten de rugzakken naar het westen.
Movíais la tienda cerca del océano. Jullie verplaatsten de tent dicht bij de oceaan.
Ellas movían las sillas bajo la luna. Zij bewogen de stoelen onder de maan.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

movíamos, movía, movían, movías, movíais

1.
Él ... el camping al este del río.
(Hij verplaatste de camping naar het oosten van de rivier.)
2.
... las mochilas hacia el oeste.
(We verplaatsten de rugzakken naar het westen.)
3.
... el mapa para ver el norte.
(Hij bewoog de kaart om het noorden te zien.)
4.
... la brújula cuando estábamos perdidos.
(Je bewoog het kompas toen we verdwaald waren.)
5.
Ellas ... las sillas bajo la luna.
(Zij bewogen de stoelen onder de maan.)
6.
... la tienda cerca del océano.
(Jullie verplaatsten de tent dicht bij de oceaan.)