Contar (tellen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Contar - Vervoeging van tellen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige, indicatieve tijd (Presente, indicativo).
Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Contar (tellen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Números y contar (Cijfers en tellen)
Vervoeging van tellen in de tegenwoordige tijd
Spaans | Nederlands |
---|---|
yo cuento | ik tel |
tú cuentas | jij telt |
él/ella cuenta | hij telt |
nosotros/nosotras contamos | wij tellen |
vosotros/vosotras contáis | jullie tellen |
ellos/ellas cuentan | zij tellen |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Yo cuento la historia. | Ik tel het verhaal. |
Tú cuentas los días. | Jij telt de dagen. |
Él cuenta el dinero. | Hij telt het geld. |
Nosotros contamos las estrellas. | Wij tellen de sterren. |
Vosotros contáis los votos. | Jullie tellen de stemmen. |
Ellos cuentan las anécdotas. | Zij tellen de anekdotes. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
cuento, cuentas, cuenta, contamos, contáis, cuentan
1.
Vosotros los votos.
(Jullie tellen de stemmen.)
2.
Tú los días.
(Jij telt de dagen.)
3.
Nosotros las estrellas.
(Wij tellen de sterren.)
4.
Yo la historia.
(Ik tel het verhaal.)
5.
Ellos las anécdotas.
(Zij tellen de anekdotes.)
6.
Él el dinero.
(Hij telt het geld.)