Contar (tellen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Contar (tellen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Contar - Vervoeging van tellen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige, indicatieve tijd (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Contar (tellen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Números y contar (Cijfers en tellen)

Vervoeging van tellen in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
(yo) cuento ik tel
(tú) cuentas jij telt
(él/ella) cuenta hij/zij telt
(nosotros/nosotras) contamos wij tellen
(vosotros/vosotras) contáis jullie tellen
(ellos/ellas) cuentan zij tellen

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo cuento la historia. Ik tel het verhaal.
Tú cuentas los días. Jij telt de dagen.
Él cuenta el dinero. Hij telt het geld.
Nosotros contamos las estrellas. Wij tellen de sterren.
Vosotros contáis los votos. Jullie tellen de stemmen.
Ellos cuentan las anécdotas. Zij tellen de anekdotes.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

cuento, cuentas, cuenta, contamos, contáis, cuentan

1.
Vosotros ... los votos.
(Jullie tellen de stemmen.)
2.
Tú ... los días.
(Jij telt de dagen.)
3.
Nosotros ... las estrellas.
(Wij tellen de sterren.)
4.
Yo ... la historia.
(Ik tel het verhaal.)
5.
Ellos ... las anécdotas.
(Zij tellen de anekdotes.)
6.
Él ... el dinero.
(Hij telt het geld.)