Comprar (kopen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Comprar (kopen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Comprar - Vervoeging van Kopen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief. (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Comprar (kopen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Precios y dinero (Prijzen en geld)

Vervoeging van kopen in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
yo compro ik koop
tú compras jij koopt
él/ella compra hij koopt
nosotros/nosotras compramos wij kopen
vosotros/vosotras compráis jullie kopen
ellos/ellas compran zij kopen

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo compro el pan todas las mañanas. Ik koop elke ochtend het brood.
Tú compras la leche después del trabajo. Jij koopt de melk na het werk.
Él compra frutas en el mercado. Hij koopt fruit op de markt.
Nosotros compramos las verduras ayer. Wij kochten de groenten gisteren.
Vosotros compráis galletas para la fiesta. Jullie kopen koekjes voor het feest.
Ellos compran agua para la cena. Zij kopen water voor het diner.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

compro, compra, compran, compramos, compráis, compras

1.
Yo ... el pan todas las mañanas.
(Ik koop elke ochtend het brood.)
2.
Tú ... la leche después del trabajo.
(Jij koopt de melk na het werk.)
3.
Él ... frutas en el mercado.
(Hij koopt fruit op de markt.)
4.
Nosotros ... las verduras ayer.
(Wij kochten de groenten gisteren.)
5.
Vosotros ... galletas para la fiesta.
(Jullie kopen koekjes voor het feest.)
6.
Ellos ... agua para la cena.
(Zij kopen water voor het diner.)