Comprar (kopen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Comprar (kopen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Comprar - Vervoeging van Kopen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief. (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Comprar (kopen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Spaanse les - Precios y dinero (Prijzen en geld)

Vervoeging van kopen in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
(yo) compro ik koop
(tú) compras jij koopt
(él/ella) compra hij/zij koopt
(nosotros/nosotras) compramos wij kopen
(vosotros/vosotras) compráis jullie kopen
(ellos/ellas) compran zij kopen

Voorbeeldzinnen

Spaans Nederlands
Yo compro la fruta en el mercado. Ik koop het fruit op de markt.
¿Tú compras la verdura en el supermercado? jij koopt de groente in de supermarkt
Ella compra el yogur en la caja. Zij koopt de yoghurt in de doos.
Nosotros compramos la carne y el pescado. Wij kopen het vlees en de vis.
Vosotros compráis las galletas para la compra. Jullie kopen de koekjes voor de boodschappen.
Ellos compran el zumo y la leche hoy. Ze kopen vandaag het sap en de melk.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

compro, compra, compran, compramos, compráis, compras

1.
Yo ... la fruta en el mercado.
(Ik koop het fruit op de markt.)
2.
¿Tú ... la verdura en el supermercado?
(Koop jij de groenten in de supermarkt?)
3.
Ella ... el yogur en la caja.
(Zij koopt de yoghurt in de doos.)
4.
Nosotros ... la carne y el pescado.
(Wij kopen het vlees en de vis.)
5.
Vosotros ... las galletas para la compra.
(Jullie kopen de koekjes voor de boodschappen.)
6.
Ellos ... el zumo y la leche hoy.
(Ze kopen vandaag het sap en de melk.)